Op die dag zal datgene wat de Heer doet ontluiken een luisterrijk sieraad zijn, zal de vrucht van het land een heerlijke tooi zijn voor de overlevenden van Israël. Wie tot de rest van Sion behoort, wie in Jeruzalem gespaard bleef, wordt dan heilig genoemd: allen die in Jeruzalem ten leven staan opgeschreven. Wanneer de Heer de drek van Sions dochters heeft weggewist en het bloed van Jeruzalem heeft weggespoeld in een storm van oordeel en een storm van verwoesting, dan schept de Heer boven heel het domein van de berg Sion en boven degenen die er vergaderd zijn een wolk bij dag, en rook met glans van vlammend vuur bij nacht. Ja, op alles zal de heerlijkheid rusten als een baldakijn, als een tent die schaduw biedt tegen de hitte overdag en beschutting tegen stortbuien en regen.
Hoe blij was ik toen men mij riep: Wij trekken naar Gods huis! En nu mag mijn voet, Jeruzalem uw poorten binnentreden. Jeruzalem, ommuurde stad, zo dicht opeen gebouwd: Daarheen trekken de stammen op, de stammen van Gods volk. Zij gaan naar Israëls gebruik de Naam van God vereren. Daar staan de zetels voor het recht, de troon van Davids huis. Jeruzalem, die u liefhebben, Wensen u vrede en heil; Vrede zij binnen uw muren, Heil binnen uw burchten! Terwille van mijn broeders en mijn makkers wens ik u vrede toe; Terwille van het huis van onze God bid ik voor u om zegen.
In die tijd toen Jezus in Kafarnaüm aangekomen was, kwam een honderdman naar Hem toe die zijn hulp inriep met de woorden: 'Heer, mijn knecht ligt verlamd in mijn huis en lijdt vreselijk pijn.' Hij sprak tot hem: 'Ik zal hem komen genezen.' Maar de honderdman antwoordde: 'Heer, ik ben het niet waard dat Gij onder mijn dak komt; maar een enkel woord van U is voldoende om mij knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik: ga, en hij gaat; en tot een ander: kom, en hij komt; en aan mijn knecht: doe dit, en hij doet het.' Toen Jezus dit hoorde, stond Hij verwonderd en zei tot hen die Hem volgden: 'Voorwaar Ik zeg u: Bij niemand in Israël heb ik een zo groot geloof gevonden. Ik zeg u, dat velen uit het oosten en het westen zullen komen en met Abraham en Isaak en Jakob zullen aanzitten in het Rijk der hemelen;
Op een dag zal de Heer moeten komen om ons weer lichamelijke kracht te geven, of zoals de apostel Paulus het zegt: ”Wij verwachten onze Redder, de Heer Jezus Christus. Hij zal ons armzalig lichaam veranderen en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkte lichaam” (Fil 3,20-21)... God Sabaoth, de Heer van de machten, de Koning van de heerlijkheid, zal zelf uit de hemel komen om onze lichamen om te vormen, om ze gelijk te maken aan zijn verheerlijkte lichaam. Wat een heerlijkheid, wat een vreugde als de Schepper van het universum, die verborgen was onder een zeer nederige verschijning toen Hij ons met onze ellendige lichamen kwam bevrijden, in alle opzichten zal verschijnen in al zijn heerlijkheid en zijn majesteit! Wie zal zich dan de nederigheid van zijn eerste verschijning herinneren, wanneer men Hem zal zien neerdalen in het licht, voorafgegaan door engelen die onze lichamen uit het stof zullen trekken, bij het geluid van de trompet, om het vervolgens op te heffen tot bij Christus? (1Th 4,16v)... Dat onze ziel zich dus verheugt en dat ons lichaam rust in de hoop, in afwachting van onze Verlosser en Heer Jezus Christus die het zal omvormen om het gelijkvormig te maken van zijn verheerlijkte lichaam. Een profeet schreef: “Als mijn ziel naar U dorst, hoeveel te meer dorst dan mijn lichaam ook naar U” (Ps 63,2 Vulg) De ziel van de profeet riep van al zijn wensen om de eerste komst van de Verlosser die hem moest komen verlossen; maar zijn vlees riep nog levendiger om de laatste komst waarin ze verheerlijkt zal worden. Dan zullen alle wensen vervuld zijn: de gehele aarde zal vervuld zijn met de majesteit van God. Moge de barmhartigheid van God ons naar deze heerlijkheid leiden, naar dit geluk, naar deze vrede die alles wat men zich maar kan voorstellen overstijgt (Fil 4,7) en dat onze Heer Jezus Christus niet toestaat dat ons vurige wachten op onze Verlosser teleurstellend zal zijn.
Visioen wat Jesaja, de zoon van Amos, gezien heeft betreffende Juda en Jeruzalem. Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de Heer rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Alle volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen: ‘Laten we optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen.’ Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de Heer. Hij zal rechtspreken tussen de volken, over machtige naties een oordeel vellen. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is. Nakomelingen van Jakob, kom mee, laten wij leven in het licht van de Heer.