Broeders en zusters, laat de zonde niet heersen in uw sterfelijk lichaam, gehoorzaamt haar niet, stelt uw ledematen niet in haar dienst als werktuigen van ongerechtigheid. Biedt uzelf God aan als mensen die uit de dood ten leven zijt opgestaan. Offert Hem uw ledematen als werktuigen in dienst der gerechtigheid. De zonde mag niet over u heersen, want gij staat niet onder de wet, maar onder de genade. Betekent dit, dat het ons vrij staat te zondigen, omdat wij niet meer onder de wet leven, maar onder de genade? Dat verhoede God! Het is immers duidelijk dat gij die meester als slaven moet gehoorzamen, in wiens dienst gij u als slaven stelt: ofwel gij dient de zonde en dit loopt uit op de dood ofwel God, en Hem gehoorzamen leidt tot gerechtigheid. Maar gij zijt, God zij gedankt, geen slaven meer van de zonde: van harte hebt gij u onderworpen aan de beginselen van de leer die u is overgeleverd. Gij zijt bevrijd van de heerschappij der zonde en dienaars geworden van de gerechtigheid.
Was de Heer niet met ons geweest, zo mag Israël zeggen, was de Heer niet met ons geweest, toen de mensen tégen ons waren, ze hadden ons levend verslonden, zo hevig was hun woede. Dan had het water ons meegesleurd, de stroom ons overspoeld. Wij zouden zijn overspoeld door het ziedende water. Geprezen de Heer, die ons niet ten prooi gaf aan hun tanden. Wij zijn als een vogel ontsnapt uit het net van de vogelvangers, het net is gescheurd en wij, wij zijn ontkomen. Onze hulp is de naam van de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Begrijpt dit wel: Als de eigenaar van het huis wist op welk uur de dief zou komen, zou hij in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.' Petrus vroeg Hem nu: 'Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?' De Heer sprak: 'Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn, die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven? Gelukkig de knecht, die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Waarlijk, Ik zeg u: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. Maar zegt die knecht bij zichzelf: Mijn heer blijft nog wel een poosje weg, en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan, en gaat hij zich ook te buiten aan spijs en drank, dan zal de heer van die knecht komen op een dag dat hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet kent; hij zal hem met het zwaard straffen en hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen. De knecht die de wil van zijn heer kende, maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil, zal zwaar getuchtigd worden. Wie echter in onwetendheid dingen heeft gedaan die tuchtiging verdienen, zal slechts licht gestraft worden. Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geeist, en wie veel is toevertrouwd, ven hem zal des te meer worden gevraagd.
"De Zoon van de mensen zal komen, wanneer u dat niet verwacht”. Jezus zei hun dit opdat de leerlingen wakker blijven en dat ze altijd gereed zijn. Als Hij ze vertelt, dat Hij terug zal komen wanneer ze het niet zullen verwachten, is dat omdat Hij ze wil aanzetten om de deugd met ijver en zonder verslapping te praktiseren. Het is alsof Hij tegen hen zei: “Als de mensen zouden weten wanneer ze zouden sterven, zouden ze helemaal klaar zijn voor die dag”. (...) Maar het moment van het einde van ons leven is een geheim dat iedere mens ontgaat. (...) Daarom eist de Heer twee kwaliteiten van zijn dienaar: dat hij trouw is, opdat hij zichzelf niets toeëigent van wat van de meester is, en dat hij bedachtzaam is, om zoals behoort alles wat hem toevertrouwd is, te beheren. Wij moeten dus die twee kwaliteiten hebben om klaar te zijn voor zijn komst van de Meester. (...) Want door het feit dat wij de dag van onze ontmoeting met Hem niet kennen, kan er dit gebeuren: men zegt dan: “Mijn Meester laat op zich wachten”. De trouwe en bedachtzame dienaar heeft dergelijke gedachten niet. Ongelukkig ben je, als je je verbeeldt dat, onder voorwendsel dat de meester op zich laat wachten, Hij helemaal niet zal komen. Zijn komst is zeker. Waarom blijf je dan niet waakzaam? Nee, de Heer talmt niet met zijn komst, die vertraging is slechts in de verbeelding van de slechte dienaar.
Broeders en zusters, door één mens is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood en zo is de dood over alle mensen gekomen, aangezien allen gezondigd hebben. De fout van een mens bracht allen de dood, maar allen schonk Gods genade rijke vergoeding door de grote gave van zijn genade, de ene mens Jezus Christus. Door toedoen van een mens begon de dood te heersen, als gevolg van de val van die mens. Zoveel heerlijker zullen zij die de overvloed der genade en de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en heersen, dank zij de ene mens Jezus Christus. Dit betekent: één fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot vrijspraak en leven voor allen. En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Eén allen worden gerechtvaardigd. Maar waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos. Zo heeft de zonde haar heerschappij uitgeoefend door de dood, maar de genade zal heersen door de gerechtigheid, en leiden tot eeuwig leven, dank zij Jezus Christus onze Heer.